34019 |
poot omhoog |
poot:
pūǝt (L246p Horst),
poot-op:
pūǝt˱ ǫp (L246p Horst)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
17953 |
pootjebaden |
baden:
bade (L246p Horst)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24490 |
populier (alg.) |
canada:
kanada (L246p Horst)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19849 |
porselein |
porselein:
porselein (L246p Horst)
|
Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.]
II-8
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
portefeuille (L246p Horst)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21203 |
postbode |
briefdrager:
vroeger
brevdrɛgər (L246p Horst),
brievendrager:
brevəndrɛgər (L246p Horst),
post:
post (L246p Horst)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33171 |
poten |
planten:
plāntǝ (L246p Horst),
poten:
pǭtǝ (L246p Horst)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
25413 |
poten verwijderen |
poten afhakken tot de hak:
pø̄ǝt āfhakǝ tot ǝn hak (L246p Horst)
|
Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.]
II-1
|
21521 |
potlood |
potlood:
potlōēd (L246p Horst)
|
een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18833 |
potsachtig |
juxig (du.):
joeksig (L246p Horst)
|
lachwekkend, met minder fijnzinnige humor [grollig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|