e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bleek bleek: blieək (Horst) bleek [SGV (1914)] III-1-2
blij blij: bliej (Horst) blij [SGV (1914)] III-1-4
blijven hangen, blijven plakken plakken: plekkə (Horst) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blīēvə (Horst, ... ), wachten: wachtə (Horst) blijven [DC 37 (1964)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit blijvend gebit: blivent gebet (Horst), paardstand: pęrstant (Horst) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksemen weerlichten: ⁄t wêrlicht (Horst) het bliksemt [SGV (1914)] III-4-4
blikslager blikslager: blękslē̜gǝr (Horst) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
blinken, glimmen, glanzen glanzen: glanze (Horst) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloed bloed: blood (Horst, ... ) bloed [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
bloed roeren vezels uitknijpen: vēzǝls ūtknīpǝ (Horst) Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.] II-1