21226 |
stoep |
stoep:
stoep (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
stoep [SGV (1914)] || stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
19857 |
stoep, trottoir |
stoep:
stoep (L246p Horst)
|
stoep [SGV (1914)]
III-2-1
|
18775 |
stof |
stof:
stof (L246p Horst),
korte o
stof (L246p Horst)
|
stof [DC 23 (1953)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
19430 |
stof afnemen |
stoffen:
stŏŏffe (L246p Horst)
|
stoffen (ww.) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24928 |
stof, zandx |
stof:
stŏŏf (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
stof [SGV (1914)]
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
drekblik:
drekblek (L246p Horst)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
knuppel:
knöppel (L246p Horst),
wits:
wiets (L246p Horst)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
31352 |
stokpasser |
schrijfhaak:
sxrīfhǭk (L246p Horst)
|
Passer, bestaande uit een lange metalen of houten staaf waarop twee stalen punten zijn gemonteerd waarvan er minstens één verstelbaar is. In één van de punten kan soms ook een potloodstift worden gezet. Zie ook afb. 85. De stokpasser wordt vooral gebruikt om cirkels en segmenten met zeer grote straal af te schrijven. [N 33, 252k; N 33, 264; N 64, 81c; N 66, 2c]
II-11
|
20519 |
stokvis |
stokvis:
stókvis (L246p Horst)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24995 |
stollen |
stollen:
stolle (L246p Horst)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|