19667 |
tafel |
tafel:
taffel (L246p Horst)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
poot:
pūət (L246p Horst)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
28937 |
taillewijdte |
taillewijdte:
taljǝwi-jtǝ (L246p Horst)
|
De maat gemeten horizontaal om het lichaam in de holte van de taille met (voor heren) twee vingers tussen het lichaam en de centimeter. Zie afb. 27. [N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (L246p Horst),
tek (L246p Horst)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
femiēlîê (L246p Horst)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
krōēn (L246p Horst),
tak (mv.):
tèk (L246p Horst)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
vertakken:
vertakken (L246p Horst)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17760 |
tand |
tand:
ta.nd (L246p Horst),
tand (L246p Horst),
tānd (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
tand (L246p Horst)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tant (L246p Horst)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|