e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tros vruchten tros: tros (Horst) Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)] I-7
trots groots: gruùts (Horst), grūūts (Horst) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] III-1-4
trouwen trouwen: trouwe (Horst) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] III-2-2
trui trui: trui (Horst) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuierhamer tuierhamer: tø̄rhāmǝr (Horst) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuigleer, zadelleer kernleer: kɛrnlę̄r (Horst) Het leer zoals de zadelmaker dat van de looier betrekt. Het is bestemd voor zadel, haam en riemen van paarden. Het woordtype bloot duidt op huid of vel waarvan de haren verwijderd zijn. [N 36, 1; Li 1963, 45] II-10
tuimelen, over de kop gaan over de kop gaan: euver de kop (Horst) het dubbele opbrengen van het oorspronkelijke bod op een veiling [tuimelen] [N 89 (1982)] III-3-1
tuin hof: hōf (Horst) hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinbonen dikke bonen: dieke bŏĕn (Horst), paardsbonen: pɛrsbuənə (Horst), wollebonen: willebŏĕn (Horst) [N 11A (zj)]Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] I-7
tuinhuisje zomerhuisje: zomerhŭŭske (Horst) priëel [SGV (1914)] III-2-1