| 33779 |
wisselen van de tanden |
breken:
brē̜kǝ (L246p Horst)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
| 33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (L246p Horst)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
| 20575 |
witte kaas, wrongel |
fluiterskaas:
fluiterskīēs (L246p Horst)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
froezelmuts:
froezelmuts (L246p Horst),
pof:
[sic]
enne pof (L246p Horst)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L246p Horst),
kappeze (L246p Horst),
witte kappes:
witte kappes (L246p Horst)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
| 24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwekstárt (L246p Horst),
kwikstaart (L246p Horst),
kwikstaartje:
kwikstertje (L246p Horst),
witte kwikstaart:
witte kwikstaart (L246p Horst)
|
kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || kwikstart [N 11A (zj)]
III-4-1
|
| 18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
vleugelmutsje:
vleugelmutske (L246p Horst)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
knipmuts met een toer:
knipmuts met ennen toor (L246p Horst)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 24642 |
witte narcis |
paasbloem:
paosbloom (L246p Horst)
|
Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 20620 |
wittebrood |
weg:
wèk (L246p Horst)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|