17745 |
zwak, slap |
zwak:
zwaak (L246p Horst)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
24285 |
zwaluwstaart |
zwaluwenstaart:
zwɛløwǝstɛ̄rt (L246p Horst)
|
Een wijze van verbinden die voornamelijk wordt toegepast bij zinken en koperen plaat. Bij een zwaluwstaart voor een buis wordt eerst één uiteinde van de plaat voorzien van zwaluwstaartvormige tanden waarvan telkens de ene wat omgebogen wordt en de andere niet. Vervolgens wordt de plaat rondgebogen en wordt de andere, aangescherpte rand van de plaat tussen de tanden vastgeklopt. Zie ook afb. 196a. Het geheel wordt tenslotte meestal met hardsoldeer vastgesoldeerd. Ook twee platen kunnen met behulp van een zwaluwstaart aan elkaar worden bevestigd. Vgl. afb. 196b. [N 66, 33a]
II-11
|
31529 |
zwaluwtand |
zwaluwentand:
zwɛløwǝtantj (L246p Horst)
|
Elk van de zwaluwstaartvormig ingeknipte tanden van een zwaluwstaartverbinding. Zie ook afb. 196. [N 66, 33b]
II-11
|
18537 |
zwart pak |
fantasiepak:
fantasie pak (L246p Horst)
|
zwarte pak, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
zwarte hoos:
zwàrte haoze (L246p Horst),
zwàrte hoaze (L246p Horst)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18644 |
zwarte gevederde muts met kinbanden |
kapothoedje (<fr.):
kepothūūtje (L246p Horst)
|
muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krej (L246p Horst, ...
L246p Horst),
krèèj (L246p Horst)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
zwarte specht:
zwarte spech (L246p Horst)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24290 |
zwarte stern |
stern:
stern (L246p Horst)
|
zwarte stern (24 zomervogel bij vennen en brede poldersloten; min of meer zwart; traag vliegend vlak over het water; nest drijft op waterplanten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
grasmus:
grasmus (L246p Horst)
|
zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|