e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwermen zwermen: zwø̜rmǝ (Horst), zwɛrmǝ (Horst) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwermlustig volk zwermduivels: (enk)  zwɛrmdȳvǝl (Horst) Volk dat graag zwermt. Een dergelijk volk heeft enige tientallen moerdoppen gebouwd, terwijl een zwermtraag volk het in de regel bij drie of vier moerdoppen zal laten of soms helemaal geen zwermcellen aanzet. [N 63, 39b; N 63, 39d; Ge 37, 121] II-6
zwermrijp zwermrijp: zwɛrmrīp (Horst) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zweten zweten: zwie:te (Horst), zwieəte (Horst) zweten [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-2
zwijgen zwijgen: zwiege (Horst) zwijgen [SGV (1914)] III-3-1
zwijmelen schravelen: sxrāvǝlǝ (Horst) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwoegen piezakken: pi-zak-ke (Horst), ploeteren: ploetere (Horst), wroeten: wroete (Horst), zich uitsloven: oëtslove (Horst) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] || zwoegen (hard werken) [SGV (1914)] III-1-4
zwoord zwaard: zwaa:rd (Horst), zwaard (Horst, ... ) zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3