18252 |
doek |
doek:
dook (L246p Horst, ...
L246p Horst),
heej wreefzsien sXoon oop mit enə dook (L246p Horst)
|
doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
goal (L246p Horst)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kieper (L246p Horst)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
goal (L246p Horst)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
hol:
hol (L246p Horst),
schor:
schor (L246p Horst)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
doŏffer (L246p Horst),
duif:
doef (L246p Horst),
hoorn:
hoare (L246p Horst)
|
duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || mannetjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
34648 |
dogkar |
dogkar:
doq˱kār (L246p Horst)
|
Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.]
I-13
|
34650 |
dokterskar |
kapkar:
kapkar (L246p Horst),
nonnenkar:
nonnenkar (L246p Horst)
|
Tweewielig rijtuigje met vier hoge wanden met raampjes en een afneembare kap, dat vaak door dokters gebruikt werd. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 101, 9; L 27, 33; monogr.]
I-13
|
18983 |
dom |
stom:
stôm (L246p Horst)
|
niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18799 |
domme man |
stommerik:
stômmerik (L246p Horst)
|
een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|