e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek doek: dook (Horst, ... ), heej wreefzsien sXoon oop mit enə dook (Horst) doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)] III-1-3
doel goal (eng.): goal (Horst) Het doel. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelman keeper (eng.): kieper (Horst) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): goal (Horst) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
dof, gedempt van geluid hol: hol (Horst), schor: schor (Horst) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif doffer: doŏffer (Horst), duif: doef (Horst), hoorn: hoare (Horst) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dogkar dogkar: doq˱kār (Horst) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13
dokterskar kapkar: kapkar (Horst), nonnenkar: nonnenkar (Horst) Tweewielig rijtuigje met vier hoge wanden met raampjes en een afneembare kap, dat vaak door dokters gebruikt werd. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 101, 9; L 27, 33; monogr.] I-13
dom stom: stôm (Horst) niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domme man stommerik: stômmerik (Horst) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4