32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
dwarsbalken:
dwárs˱bē̜ ̞lǝk (L246p Horst)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
dwarsdrijven:
dwaarsdrieven (L246p Horst)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
dwaarsdriever (L246p Horst),
dwarsligger:
dwarsligger (L246p Horst)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweilen (L246p Horst)
|
Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwinge (L246p Horst)
|
het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
oodeklōēnje (L246p Horst)
|
reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25024 |
echo |
echo:
echo (L246p Horst),
galm:
galm (L246p Horst)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20394 |
echtgenoot |
man:
man (L246p Horst),
mens:
meens (L246p Horst),
mins (L246p Horst),
het woord "man"als echtgenoot wordt niet gebruikt
mīns (L246p Horst)
|
(man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vrouw (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
(vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)] || de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)]
III-2-2
|