18945 |
gemeen |
gemeen:
gemĕĭn (L246p Horst),
laag:
lièg (L246p Horst)
|
gemeen [SGV (1914)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeent:
gemênt (L246p Horst)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
smerig wijf:
smaerig wiëf (L246p Horst)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemood (L246p Horst)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtgoed:
pāxt˲gōt (L246p Horst),
pachthof:
pāxhǫf (L246p Horst)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
geraamte (L246p Horst),
geremt (L246p Horst)
|
geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
kloar (L246p Horst, ...
L246p Horst),
kloor (L246p Horst),
vaardig:
veerdig (L246p Horst)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
29055 |
geren |
geren:
giǝrǝ (L246p Horst),
gērǝ (L246p Horst)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
paar (L246p Horst)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zōr mɛlk (L246p Horst)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|