19923 |
roestvlek |
roesterplek:
roͅstərplak (L414p Houthalen)
|
roestvlek (in het linnen) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-1
|
19410 |
roet |
roet:
rut (L414p Houthalen)
|
Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32976 |
rogge |
koren:
[koren] (L414p Houthalen),
rog(ge):
rǫgǝ (L414p Houthalen)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
paardsbrood:
piərtsbrut (L414p Houthalen),
roggebrood:
roͅgə brut (L414p Houthalen),
zwart brood:
zwart brut (L414p Houthalen)
|
roggebrood [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
roͅk (L414p Houthalen),
schors:
Oud.
schors (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] || rok (kledingstuk voor vrouwen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
29077 |
roksplit |
slip:
sløp (L414p Houthalen)
|
Split in de rok. [N 62, 41a]
II-7
|
18426 |
roksplit [wld ii.7, p.87] |
slip:
slup (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)]
III-1-3
|
32823 |
rol, cylinder |
rol:
rǫl (L414p Houthalen)
|
Het rollend gedeelte van de landrol. [JG 1a; N 11A, 184a; monogr.]
I-2
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ(n) (L414p Houthalen)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
19921 |
rolluik |
volet:
vǫlęt (L414p Houthalen)
|
Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.]
II-9
|