28884 |
speldenkussen |
speldenkussentje:
spɛlǝkøskǝ (L414p Houthalen)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
ich speel, hé speelt, vé spelen (L414p Houthalen)
|
Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
22101 |
spelen voor een prijs |
prijsvliegen:
prijsvliege (L414p Houthalen)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32226 |
speling in de asbus |
speel:
spē.ǝl (L414p Houthalen)
|
Door slijtage kan de normale speling tussen as en naafbus te groot worden, waardoor het wiel gaat waggelen. Zie ook het vorige lemma. [JG, 1a]
II-12
|
20165 |
spenen |
(het is) gespeend:
gǝspē.nt (L414p Houthalen),
spenen:
spenen (L414p Houthalen)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)]
I-9, III-3-2
|
17719 |
sperma |
zaad:
zaad (L414p Houthalen)
|
Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperver (L414p Houthalen),
speͅrəwər (L414p Houthalen)
|
sperwer [DC 42b (1967)] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
boterbonen:
boterboen (L414p Houthalen)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
26360 |
spie |
sluitspie:
slø̜̄.tspɛi̯ (L414p Houthalen)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
32234 |
spie van de schei |
spie/spij:
spęj (L414p Houthalen)
|
Houten pen die door een opening in het uiteinde van de schei wordt gestoken en deze aan de buitenkant van de berrie vastzet. Zie ook het lemma ɛscheiɛ in wld I.13, pag. 40.' [JG, 1a]
II-12
|