e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voetjespasser binnenpasser: benǝpasǝr (Houthalen) Passer met rechte benen waarvan de uiteinden naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenmaten van een hol voorwerp op te meten. Zie ook afb. 84. [N 33, 252j; N 64, 80b; N 66, 1b] II-11
voetjicht poten: putten (Houthalen) voetjicht [ZND 05 (1924)] III-1-2
voetkussen voetkussen: vūtkøͅsə (Houthalen) Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)] III-2-1
voetzool plat: plat vanne voet (Houthalen) hoe heet het onderste vlak van de voet [ZND 40 (1942)] III-1-1
vogel, algemeen gevogelte: geveugelte (Houthalen), gəvōgəldə (Houthalen) gevogelte [ZND 35 (1941)] III-4-1
vogelkers spork: vuilboom, hondskers: spark ABN  spûrk (Houthalen), vogelkers: vogelkers (Houthalen) Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)] III-4-3
vogelmest stront: stront (Houthalen) vogelmest (douane) [N 83 (1981)] III-4-1
vogelmuur moer: mū.r (Houthalen) Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.] I-5
vogelpootje, serradelle serradelle: sǝrdɛl (Houthalen) Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.] I-5
vogeltje dat nog niet kan vliegen kwag: kwag (Houthalen), kwaggenest: subs  kwaggenest (Houthalen) een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] III-4-1