28628 |
een koningin opzetten |
opzetten:
ǫpzɛtǝ (L414p Houthalen)
|
Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.]
II-6
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring op de grond maken:
ne rink obbe grond maken (L414p Houthalen),
een ring op de grond trekken:
ne rink op den grond trèkken (L414p Houthalen)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
kreuske gieve (L414p Houthalen)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruis maken:
kreus maken (L414p Houthalen)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
kreus maken (L414p Houthalen)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
graven:
graven (L414p Houthalen)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
vriezen:
frēzən (L414p Houthalen)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
30090 |
een muur opmetselen |
opmetsen:
ǫpmɛtsǝ (L414p Houthalen),
optrekken:
ǫptrękǝ (L414p Houthalen)
|
Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.]
II-9
|
30162 |
een muur voegen |
voegen:
vūgǝ (L414p Houthalen)
|
De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 à 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.]
II-9
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
de maar heeft mich gereden:
de maar heet mich gereën (L414p Houthalen)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|