18784 |
franje |
fralie:
frāālies (L414p Houthalen),
frallie:
(mv)
frālis (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
viēə heͅmə en frankrək geziēͅətə (L414p Houthalen),
Vijje hemmen in Frankrijk gezeiten (L414p Houthalen)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
fronsen (L414p Houthalen)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
een muik maken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51 nb. indien omspelling volgens RND: a = á (komt maar een keer voor op de lijst en het is niet duidelijk welke a daarmee bedoeld wordt).
nə muk makə (L414p Houthalen)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
frakken:
niet rijp fruit eten
frakken (L414p Houthalen)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
fruit (L414p Houthalen)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|
30056 |
fundament |
fondament:
fǫnǝmęnt (L414p Houthalen)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|
30104 |
fundament van de schoorsteen |
fondamenten:
fǫnǝmɛntǝ (L414p Houthalen)
|
Het metselwerk waarop de schoorsteen rust. Een fundament voor een meestal buiten de muur liggende schoorsteen opmetselen werd in Q 121 'een console uitmuren' ('eŋ kǫnsǫl ūsmūrǝ') genoemd. [N 32, 25b; monogr.]
II-9
|
30053 |
funderingssleuven uitsteken |
fondamenten uitgraven:
fǫnǝmęntǝ ǫwt˲grāvǝ (L414p Houthalen)
|
Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.]
II-9
|