| 23880 |
geloftegeschenk |
ex-voto (<lat.):
ex vott (L414p Houthalen)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23206 |
geloof |
geloof:
geloef (L414p Houthalen)
|
Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23207 |
geloven |
geloven:
geluven (L414p Houthalen),
gelüve (L414p Houthalen),
gəly(3)̄və (L414p Houthalen)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] || Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
| 25188 |
geluid van naderend onweer |
hommelen:
homələ (L414p Houthalen),
rommelen:
rommele (L414p Houthalen)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 17710 |
geluidloos een wind laten |
poerten:
poerte (L414p Houthalen)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
| 19099 |
geluk |
geluk:
geluk (L414p Houthalen),
gelək (L414p Houthalen),
gəløͅk (L414p Houthalen)
|
een geluk [ZND A1 (1940sq)] || Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
| 19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
gelukzak:
gelukzak (L414p Houthalen),
nə gəløksak (L414p Houthalen)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
| 25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
meel:
meǝl (L414p Houthalen)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
| 22441 |
gemaskerd persoon |
vastenavondsgek:
vastenaovesgek (L414p Houthalen),
vastenavondsman:
vastenavondsman (L414p Houthalen),
verklede:
nə vərklidə (L414p Houthalen),
verkliede (L414p Houthalen)
|
Een gemaskerd persoon. [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
| 18945 |
gemeen |
gemeen:
gəmēn (L414p Houthalen)
|
gemeen [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|