30695 |
hangladder |
hangleer:
haŋlīr (L414p Houthalen),
rolleer:
rǫllīr (L414p Houthalen)
|
Ladder waarvan de ijzeren bomen van boven gebogen zijn en aan een blok of aan rollen bevestigd zijn. De gebogen gedeelten van de ladderbomen worden bij het gebruik in de dakgoot gehangen. De hangladder dient voornamelijk voor het schilderen van hoge gevels. [N 67, 63g; N 67, 63h; monogr.]
II-9
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
haŋslōt (L414p Houthalen),
veter:
vei̯tər (L414p Houthalen),
vēͅtər (L414p Houthalen)
|
Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [ZND 06 (1924)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
30489 |
hangsteiger |
hangstoel:
haŋstul (L414p Houthalen)
|
Steiger waarop de dakdekker staat wanneer hij het onderste deel van de dakbedekking vervaardigt. De steiger bestaat uit vier planken die op zogenaamde steigerbokken rusten. Het geheel wordt met touwen aan de muur bevestigd. Zie ook het lemma 'Hangende steiger'. Het betreft daar een vergelijkbare steiger die door de metselaar wordt gebruikt. [N F, 11; N 64, 147a]
II-9
|
18979 |
hansworst |
drollig type:
droligen tiep (L414p Houthalen),
harlekijn:
harleking (L414p Houthalen)
|
Polichinelle. [ZND 05 (1924)]
III-1-4
|
21543 |
hard roepen |
hard roepen:
hej røpt ha͂rt (L414p Houthalen)
|
hij roept hard [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
25027 |
hard, luid |
hard:
hart (L414p Houthalen),
hel:
hel (L414p Houthalen)
|
hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21940 |
hard, snel vliegen |
de lucht inschieten:
de locht inschiëte (L414p Houthalen)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: hard, snel vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32728 |
harde voor, nog te ploegen akkerdeel |
helle voor:
hɛl [voor] (L414p Houthalen)
|
De harde voor is de naast de laatst geploegde voor gelegen strook vaste grond ter breedte van een voor, die bij de volgende ploeggang wordt losgesneden en omgekeerd. Benamingen voor deze "voor" zijn vaak ook toepasselijk op alle nog te ploegen voren: het nog te bewerken gedeelte van een akker die men bezig is te ploegen. De termen die de tweede helft van dit lemma vormen, benoemen het nog te ploegen akkerdeel in zijn geheel, maar zijn op een "harde voor" als onderdeel daarvan niet van toepassing. [JG 1a; N 11A, 129b + e + 137c]
I-1
|
18036 |
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) |
hardlijvig:
hardlijvig (L414p Houthalen)
|
Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (verstopping, verstopt, hardlijvigheid, niet kunnen afgaan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
31505 |
hardsolderen |
braseren:
brasērǝ (L414p Houthalen)
|
Twee of meer stukken metaal door middel van hardsoldeer met elkaar verbinden. Bij het hardsolderen worden metalen of legeringen met hoger smeltpunt gebruikt dan bij het gewone solderen, waardoor de verbinding sterker is. Als grondstoffen voor hardsoldeer worden onder meer koper, zink, zilver en soms ook goud toegepast. [N 64, 28d; monogr.]
II-11
|