id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20905 | hartig | hartelijk: hartələk (Houthalen), hertelèk (Houthalen) | een zoutachtige, pittige smaak hebbend (hartig, hartelijk) [N 91 (1982)] III-2-3 |
18090 | hartinfarct | beslag: beslaag (Houthalen) | Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (hartverlamming, beslag, infarct, attaque). [N 107 (2001)] III-1-2 |
21458 | haten | haten: hate (Houthalen), haten (Houthalen), wordt niet veel gebruikt hoaten (Houthalen), niet kunnen zien: vaker gebruikt ich kan hem niet zīen (Houthalen) | Haten. [ZND 26 (1937)] III-3-1 |
32977 | haver | haver: hā.vǝr (Houthalen) | Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4 |
32993 | haverbel | bel: bɛl (Houthalen) | Haver heeft geen aren, maar bellen waarin de korrels zich bevinden. Zie afbeelding 1, b, 1. [JG 1a; monogr.; add. uit JG 1b] I-4 |
33070 | haverhok | hoop: hup (Houthalen) | Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.] I-4 |
33386 | haverkist, hakselkist | haverkist: [haver]kest (Houthalen) | De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6 |
20675 | havermout | havermout: hāvərmoͅu̯t (Houthalen) | Havermout [N 16 (1962)] III-2-3 |
20607 | havermoutpap | havermoutpap: hāvərmoͅu̯tpáp (Houthalen) | Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
24480 | hazelaar | notenstruik: neutestroëk (Houthalen), neutestrōk (Houthalen), peulenstruik: peulenstrook (Houthalen) | hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3 |