21966 |
hok om te paren |
kweekkooi:
kweekkooi (L414p Houthalen)
|
een hok speciaal om er te paren en te broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
bē.nǝ (L414p Houthalen)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
33398 |
hok voor de beer |
berekooi:
biǝrǝkű (L414p Houthalen)
|
Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e]
I-6
|
22147 |
hokjes waarin een duivenmand verdeeld is |
vakjes:
vakskes (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hokjes waarin de duivenmand verdeeld is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22139 |
hoklijst |
hoklijst:
hoklijst (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22024 |
holenduif |
holduif:
of holenduif?
hō.ldoͅu̯f (L414p Houthalen)
|
holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
29817 |
holle steen |
snelbouw:
snɛlbō (L414p Houthalen
[(voor luchtkanalen)]
)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (L414p Houthalen),
ook in ZND 01, a-m
hommel (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (L414p Houthalen)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hond (L414p Houthalen)
|
hond [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|