e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Houthalen), riek: ręk (Houthalen) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak schephaak: sxøphūək (Houthalen), veer: viər (Houthalen) [N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] I-7
illustratie beeldje: bøləkə (Houthalen) een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] III-3-1
in beweging komen in de gang komen: ine gang kome (Houthalen), op de gang komen: obbegang kome (Houthalen) In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)] III-1-2
in de doodskist leggen kisten: kisten (Houthalen), znd 32, 20;  kisten (Houthalen, ... ) een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)] || een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)] III-2-2
in de moestuin werken hoven: hōvə (Houthalen) [N P (1966)] I-7
in de rug slaan (met de vuist) dompen: dompen (Houthalen) Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)] III-1-2
in de tuin werken hoven: hōvə (Houthalen) Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)] III-2-1
in de voor door de voor: dǫr ǝ [voor] (Houthalen) Het paard dat een karploeg trekt, gaat "in de voor", d.w.z. door de ploeggeul. Als een zwaardere rechtse ploeg door een tweespan getrokken wordt, gaat het rechter paard (van achteren gezien) door de voor. Door de voor gaat ook het rechter wiel van een rechtse karploeg. [JG 1a; N 11A, 141b; monogr.] I-1
in een beek baden baden: en ən bēk ba͂je (Houthalen), in en beek baien (Houthalen), in ien beek baaien (Houthalen) In een beek baden. [ZND 33 (1940)] III-3-2