| 18253 |
[falie] |
falie:
ZND35,010b: [neen]
fâli (L414p Houthalen),
fralie:
ZND35,010b: [neen]
fralie (L414p Houthalen)
|
falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
| 18182 |
[kazavek?] |
borstdoek:
Dat onmiddellijk onder de jas wordt gedragen, zonder mouwen.
borsdok (L414p Houthalen),
casaquin (fr.):
Gebreid jasje. "e"zoals het franse main
kassekè (L414p Houthalen),
kazavek:
Dat onmiddellijk onder de jas wordt gedragen, zonder mouwen.
(kazavek) (L414p Houthalen),
Gebreid jasje.
kazevek (L414p Houthalen)
|
Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
| 31697 |
aaks |
zware bijl:
zwǭr bē̜l (L414p Houthalen)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
| 21293 |
aalmoes |
aalmoes:
een almoes (L414p Houthalen),
ien aalmoes (L414p Houthalen)
|
aalmoes [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
| 24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
aalmoezenier (L414p Houthalen)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
āmbēlt (L414p Houthalen),
āmbīlt (L414p Houthalen)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
| 31254 |
aambeeldgat |
kot:
kōt (L414p Houthalen)
|
Het gat of elk van de gaten in de baan van een aambeeld. In het aambeeldgat kunnen verschillende werktuigen worden vastgezet zoals de schroodbeitel en de tas. Zie ook afb. 15. [N 64, 32e; N 66, 13e]
II-11
|
| 31255 |
aambeeldhoorn |
hoorn:
hōrǝ (L414p Houthalen)
|
Het puntige uitsteeksel of elk van de twee puntige uitsteeksels van een aambeeld, waarover ijzer rond kan worden gebogen. De hoorn kan in doorsnede zowel kegelvormig als vierkant uitgevoerd zijn. Er bestaan ook aambeelden die van beide uitvoeringen zijn voorzien. [N 33, 42; N 64, 32f; N 66, 13f]
II-11
|
| 18097 |
aambeien |
speen:
spiejen (L414p Houthalen)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (aambeien, takken, speen, blikaar(d)s, (vijg)puisten). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
| 18212 |
aan flarden |
gescheurd:
gescheurd (L414p Houthalen)
|
Aan flarden (gezegd van kledingstukken, t.g.v. ongeluk e.d.) [N 114 (2002)]
III-1-3
|