e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolbtoestel kolbtoestel: kolbtoestel (Houthalen) Apparaat om de honing in de raat los te maken, voordat men gaat slingeren. Het is zwaarder dan de ericaborstel, de pennen ervan zijn steviger en er wordt vlugger mee gewerkt. Ook dit toestel wordt voor gebruik verhit in warm water. [N 63, 125b; N 63, 125a; monogr.] II-6
kolengruis gruis: grōͅu̯əs (Houthalen), gruis (Houthalen) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schop: sxoͅp (Houthalen), troffel: trofəl (Houthalen) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolonel kolonel: nə koͅlənel (Houthalen) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom kom: kom (Houthalen, ... ), kōm (Houthalen, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kōmə (Houthalen), kōmən (Houthalen) komen [RND], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
komkommer komkommer: komkommer (Houthalen, ... ) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: knijen (Houthalen) konijn [ZND 42 (1943)] III-2-1
konijnenhol pijp: pēͅp (Houthalen), pot: pot (Houthalen) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] || konijnenhol [DC 55 (1980)] III-4-2
koning koning: k"ning (Houthalen), k"niŋ (Houthalen), keuning (Houthalen), kø.niŋ (Houthalen) een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND], [ZND 28 (1938)] III-3-1