29061 |
kraagpunt |
tip:
(mv)
tøpǝ (L414p Houthalen)
|
Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b]
II-7
|
30235 |
kraagsteen |
console:
kǫnsol (L414p Houthalen)
|
Een in de muur gemetselde, uitstekende steen waarop het uiteinde van de latei rust. [N 32, 15c; monogr.]
II-9
|
17562 |
kraakbeen |
knor:
knoͅr (L414p Houthalen)
|
kraakbeen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
korentjes:
[sic]
k^ø:rkəs (L414p Houthalen)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭn (L414p Houthalen)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
krūnəkrān (L414p Houthalen)
|
kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
krabben:
krabən (L414p Houthalen),
kretsen:
kreͅtsən (L414p Houthalen),
schuren:
sxūrən (L414p Houthalen)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25404 |
krabber |
krabber:
krabǝr (L414p Houthalen)
|
Werktuig waarmee metaal vóór het solderen wordt schoongekrabd. Met name bij reparatiewerkzaamheden aan zink dient de oppervlakte van het materiaal eerst met behulp van een krabber te worden gereinigd omdat het soldeer op vuil en ingevreten zink niet vertint. Voor deze werkzaamheden wordt vaak een verfkrabber gebruikt. Zie ook afb. 191 en het lemma "verfkrabber" in Wld II.9, pag. 203. [N 33, 202; N 64, 15a]
II-11
|
25550 |
krabsel |
afval:
afal (L414p Houthalen)
|
Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a]
II-1
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
korentjes:
keurkes (L414p Houthalen)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|