20806 |
kruimel |
kruimel:
kro͂ͅməl brūt (L414p Houthalen),
krôməl brut (L414p Houthalen)
|
kruimel brood [ZND 36 (1941)], [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
kruin (L414p Houthalen),
krŭin (L414p Houthalen),
kryn (L414p Houthalen)
|
de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24039 |
kruinschering |
kruintje:
kroenke (L414p Houthalen)
|
De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17649 |
kruis |
kruis:
ĕ krŭis, twie krïzen (L414p Houthalen),
kr"s (L414p Houthalen),
krëës, krëëssen (L414p Houthalen),
krø̜̄s (L414p Houthalen),
krøͅs (L414p Houthalen),
mik:
mek (L414p Houthalen)
|
deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Een kruis. [ZND A2 (1940sq)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-9, III-1-1, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
kruis:
kruis (L414p Houthalen),
kruisbeeld:
e kreuësbild (L414p Houthalen),
kruisbield (L414p Houthalen)
|
Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroenzel:
kroensel (L414p Houthalen),
"Lillo" in de nabijheid van Houthalen
kroensele (L414p Houthalen)
|
kruisbes [ZND 16 (1934)]
I-7
|
23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
kreösdaag (L414p Houthalen)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32798 |
kruiselings eggen |
kruiswaarts [eggen]:
krø̜̄.swars (L414p Houthalen)
|
Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b]
I-2
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisen:
kr^ö:sṇ (L414p Houthalen)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
kreushier (L414p Houthalen)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|