24341 |
kwaken |
kwaken:
kwāāke (L414p Houthalen),
kwākǝ (L414p Houthalen),
snateren:
snateren (L414p Houthalen),
tateren:
tẽ̜tǝrǝ (L414p Houthalen)
|
Het geluid dat de koninginnen maken net vóór ze uit de cel komen. Waarschijnlijk luistert de jonge, nog niet uitgelopen moer, of zij antwoord van een mogelijke mededingster krijgt op dit gekwaak. Als dit niet het geval is, kan ze de moercel verlaten. [N 63, 32a; N 63, 33a; Ge 37, 43] || Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12, II-6, III-4-2
|
28516 |
kwaker |
kwaker:
(mv)
kwākǝrs (L414p Houthalen)
|
Koningin die vlak vóór het uit de cel komen een dof, kwakend geluid laat horen. [N 63, 32b; N 63, 32a; N 63, 33b]
II-6
|
18156 |
kwakzalver |
charlatan (fr.):
charlatan (L414p Houthalen)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
30733 |
kwaststreep |
streep:
strīp (L414p Houthalen)
|
Streep in het verf- en vernislagen, veroorzaakt door de afzonderlijke haren van de kwast. Onregelmatigheden in de verf konden volgens de invuller uit Q 121 ook ontstaan bij het opnieuw aanzetten van de kwast. Ze kunnen worden weggewerkt met behulp van een daskwast of verdrijver. Zie ook het volgende lemma ('Wegdassen'). [N 67, 76a]
II-9
|
24880 |
kweek |
puim:
pē.m (L414p Houthalen),
puimen:
pēmǝ (L414p Houthalen),
puinen:
pēi̯ǝn (L414p Houthalen)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
21943 |
kweekduif |
kweekduif:
kwēēker (L414p Houthalen)
|
Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kweekpeer (L414p Houthalen),
kweekpiər (L414p Houthalen),
"Lillo" in de nabijheid van Houthalen
kweekpjère (L414p Houthalen)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwezel (L414p Houthalen),
wat ’n kwezel (L414p Houthalen),
zoe een kwezel (L414p Houthalen)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
23736 |
kwezelachtig |
kwezelachtig:
kwezelechtig (L414p Houthalen)
|
Kwezelachtig. [N 96B (1989)]
III-3-3
|