21817 |
tateren |
druk praten:
taatərə (L265p Meijel),
tatere (Q020p Sittard),
tateren (K317p Leopoldsburg, ...
L364p Meeuwen,
Q015p Stein),
tjouwtere (P219p Jeuk),
kakelen:
tateren (K315p Oostham, ...
L355p Peer),
ti̯ātǝrǝn (P192p Voort),
tātǝrǝ (Q022p Munstergeleen),
tātǝrǝn (L312p Neerpelt),
tē̜tǝrn (Q001p Zonhoven),
tǭtǝrǝ (P050p Herk-de-Stad, ...
P057p Kuringen),
tǭtǝrǝn (L313p Sint Huibrechts Lille),
tɛ̄.tǝrǝn (K358p Beringen, ...
K360p Heusden),
tẽ̜tǝrǝ (L414p Houthalen),
kletsen:
Van Dale: I. tateren, 1. (van kleine kinderen) levendig klanken voortbrengen; -2. (gew.) onaangenaam hard en veel praten; kwebbelen, snappen -3. (gew., in niet-ongunstige zin) praten, babbelen, keuvelen; -4. (gew.) snateren, kwetteren.
tateren (K358p Beringen),
tjaateren (P184p Groot-Gelmen),
tjaoteren (P219p Jeuk),
tjouwtere (P219p Jeuk),
tsjaətərə (P120p Alken),
tšōͅtərə (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
Van Dale: tateren, 1. (van kleine kinderen) levendig klanken voortbrengen; -2. (gew.) onaangenaam hard en veel praten; kwebbelen, snappen; -3. (gew., in niet-ongunstige zin) praten, babbelen, keuvelen; -4. (gew.) snateren, kwetteren.
tjaawtere (P219p Jeuk),
kwaken:
tẽ̜tǝrǝ (L414p Houthalen),
ruzie maken:
(bij vrouwen).
tātere (L417p As)
I-12, III-3-1
|
|