21353 |
kletsen |
babbelen:
babbelen (K358p Beringen),
ongunstige bijklank
babbelen (L319p Molenbeersel),
onophoudelijk praten
babələ (Q162p Tongeren),
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbele (Q083p Bilzen, ...
L360p Bree,
Q071p Diepenbeek,
L430p Einighausen,
L366p Gruitrode,
P195p Gutshoven,
P050p Herk-de-Stad,
P188p Hoepertingen,
P188p Hoepertingen,
P219p Jeuk,
Q074p Kortessem,
P171p Landen,
P171p Landen,
K278p Lommel,
P193p Mettekoven,
P193p Mettekoven,
P214p Montenaken,
P164p Neerhespen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
P054p Spalbeek,
P121p Ulbeek,
P174p Velm,
Q208p Vijlen,
Q078p Wellen,
Q078p Wellen,
P172p Wilderen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
babbelen (L282p Achel, ...
L282p Achel,
L282p Achel,
P120p Alken,
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek,
P115p Duras,
P184p Groot-Gelmen,
L366p Gruitrode,
P195p Gutshoven,
Q002p Hasselt,
P197p Heers,
L413p Helchteren,
L413p Helchteren,
K360p Heusden,
K360p Heusden,
L316p Kaulille,
L316p Kaulille,
L316p Kaulille,
L316p Kaulille,
Q152p Kerniel,
Q088p Lanaken,
P046p Linkhout,
K278p Lommel,
K278p Lommel,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
L368p Neeroeteren,
P117p Nieuwerkerken,
L355p Peer,
L355p Peer,
L355p Peer,
L358p Reppel,
L313p Sint-Huibrechts-Lille,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo,
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren,
Q171p Vlijtingen,
P211p Waasmont),
babbelt (K353p Tessenderlo),
babbələ (P197p Heers),
babele (L360p Bree, ...
P176p Sint-Truiden,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
babəla (Q162p Tongeren),
babəln (L414p Houthalen, ...
K314p Kwaadmechelen,
Q001p Zonhoven),
babələ (K318p Beverlo, ...
Q072p Beverst,
Q083p Bilzen,
Q156p Borgloon,
Q156p Borgloon,
L360a Gerdingen,
P197p Heers,
L413p Helchteren,
P050p Herk-de-Stad,
P188p Hoepertingen,
P046p Linkhout,
L316a Lozen,
P051p Lummen,
P045p Meldert,
P045p Meldert,
L367p Neerglabbeek,
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
K357p Paal,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
K358b Tervant,
K358b Tervant,
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren,
P196p Veulen,
P044p Zelem),
babələn (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L312p Neerpelt,
L314p Overpelt),
baobələ (P050p Herk-de-Stad, ...
P046p Linkhout,
P051p Lummen,
P045p Meldert,
P044p Zelem),
ba͂bələ (P050p Herk-de-Stad, ...
K359p Koersel),
bakken tellen:
i.e. bakken telaoren.
bakka teila (Q162p Tongeren),
baren binden:
barebènje (L381p Echt/Gebroek),
barəbenə (Q010p Opgrimbie),
Een gebarsten baar moest naar den barebinger (pottenbinder) gebracht worden, die er houten hoepeltjes omlegde; men bleef op het onmisbaar huisraad wachten tot het gebonden was, zoodat het een langdurige en spraakrijke boodschap werd.
bare binge (Q101p Valkenburg),
Sub baar: een baar mèlk, aarden teil, kegelvormig, met tuit, bruin of wit.
baren bèngen (Q013p Uikhoven),
vgl. Valkenburg Wb. (pag. 19): bare binge, langdurig te samen staan praten. Een gebarsten baar moest naar den barebinger (pottenbinder) gebracht worden, die er houten hoepeltjes omlegde; men bleef op het onmisbaar huisraad wachten tot het gebonden was, zoodat het een langdurige en spraakrijke boodschap werd.
bare binge (Q101p Valkenburg),
bazelen:
Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.
baazele (Q096b Itteren),
bauzelen (L368p Neeroeteren),
bawselen (L317p Bocholt),
bazele (Q197p Noorbeek, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert,
Q197a Terlinden,
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
bebbelen:
bébbele (Q001p Zonhoven),
cf. WNT: sub overkwaken, met bebbelen overschreeuwen.
bebbele (Q203p Gulpen),
bebbelen (K314p Kwaadmechelen),
beͅbələ (L422p Lanklaar, ...
L372p Maaseik),
bebberen:
bébbere (Q001p Zonhoven),
[sic]
bebərə (Q001p Zonhoven),
bemmelen:
bemmele (Q162p Tongeren),
bemmelen (Q177p Millen, ...
Q158p Riksingen,
Q178p Val-Meer),
prietpraat vertellen
bemələ (Q162p Tongeren),
syn.: gêzn, klammoinern.
bemmel`n (Q071p Diepenbeek),
brazelen:
brazele (Q016p Lutterade, ...
Q034p Merkelbeek),
Geh. Neerpelt. (XIV, 145)
brazelen (L312p Neerpelt),
vgl. Sittard Wb. (pag. 57): braazele, beuzelen.
braazele (Q020p Sittard),
breuzelen:
br".zələ (Q202p Eys),
breuzələ (Q113p Heerlen, ...
Q032b Sweikhuizen),
collationeren (<fr.):
Fr. collationer.
klasjeneêre / klasseneêre (L288p Nederweert, ...
L288a Ospel),
klasjenieëre (L289p Weert),
Weijnen 2003 (pag. 180): klasjenere, kletsen (nbrab.) << fra. collationner, afl. van M.E. Latijn ontleend collatio avondmaaltijd. Men hield namelijk in de kloosters tijdens die maaltijd een uiteenzetting.
klàsjənéérə (L288b Laar),
flahoeten:
flahoete (P214p Montenaken, ...
P212p Walshoutem),
flahoette (P214p Montenaken),
flahoewte (P211p Waasmont),
flaūete (P171p Landen),
vgl. flahoet babbelwijf, commère. Afl. flahoeten.
flahoeten (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
flauwekul (zn.):
flawwekûl (Q095p Maastricht),
geizen:
[sic]
geijse (Q079p Guigoven),
gäəzə (Q071p Diepenbeek),
syn.: zie bemmeln.
gêz`n (Q071p Diepenbeek),
gusselen:
gössele (Q193p Gronsveld),
kallen:
kallə (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
kazelen:
kaoselen (Q003p Genk),
kaozele (Q074p Kortessem),
koazele (P057p Kuringen),
`vrouwenklets`
kòselen (P057p Kuringen),
cf. WNT: sub wielewalen (I), 3. (Gewest.) Onsamenhangende taal of onzin uitslaan; steeds van gespreksonderwerp wisselen; wauwelen, kletsen, zeuren. [...] kazelen, zeuren (Maasen en Goossens).
kaazelen (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
kaozelen (Q071p Diepenbeek, ...
P184p Groot-Gelmen),
kazele (P120p Alken, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
kazelen (L364p Meeuwen, ...
L415p Opoeteren,
L355p Peer),
wordt meer gebruikt voor kinderen die net praten
kauzelen (Q071p Diepenbeek),
kibbelen?:
kebbelen (Q203p Gulpen),
klamanderen:
klamandere (Q002p Hasselt),
klemandere (Q002p Hasselt),
Hasselt Wb. (pag. 222): *klamanderen: z.o. kletsen.
klamanderen, klama.ndere (Q002p Hasselt),
Hasselt. (IV, 118)
klamanderen (Q002p Hasselt),
syn.: zie bemmeln.
klammoiner`n (Q071p Diepenbeek),
klanderen:
klaanderen (K358p Beringen),
klaaneren (P051p Lummen),
klainderen (P046p Linkhout),
klaonərə (K359p Koersel),
klōͅnərə (P051p Lummen),
klōͅuərə (P051p Lummen),
klappen:
klappe (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
klappen (K315p Oostham, ...
P176p Sint-Truiden),
klateren:
Van Dale: klateren, het in snelle opeenvolging voortbrengen of weerklinken van een helder, hetzij niet zeer intens en aangenaam, hetzij schel en weergalmend geluid, m.n. van snel stromend water en van de donder gezegd [...]; - oneig. klaterende onzin, klinkklare onzin.
klateren (K358p Beringen, ...
L413p Helchteren),
klatsen:
klatse (Q253p Montzen),
Weijnen 2003 (pag. 180): klatsje, klappen, kletsen, praten (limb.) = hgd. klatschen. Klanknabootsend evenals nl. kletsen, ook met dezelfde betekenissen.
klatsen (L415p Opoeteren),
klenderen:
klengere (Q117a Waubach),
kleppen:
klèppə (Q117p Nieuwenhagen),
kletsen:
hij kletst (L282p Achel),
kletsen (L360p Bree),
kletsə (Q095p Maastricht),
kleͅtsən (L317p Bocholt),
klètse (Q253p Montzen),
mar.: en hier ook; zie ook chtraot!
kletche (Q193a Eckelrade),
meer platte taal
kletse (L289p Weert),
Van Dale: II. kletsen, 2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden...
klètsə (Q095p Maastricht),
Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.
kletsche (Q113p Heerlen),
kletschen (Q120p Heerlerbaan/Kaumer, ...
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
kletse (Q002p Hasselt, ...
Q039p Hoensbroek,
L246p Horst,
L321a Ittervoort,
Q088p Lanaken,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
L217p Meerlo,
Q099p Meerssen,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo,
L245b Tienray,
Q101p Valkenburg,
L271p Venlo),
kletsen (L282p Achel, ...
L317p Bocholt,
Q203p Gulpen,
L325p Horn,
P180p Kerkom,
Q152p Kerniel,
Q088p Lanaken,
K317p Leopoldsburg,
K278p Lommel,
K278p Lommel,
L265p Meijel,
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt,
L371p Ophoven,
P176p Sint-Truiden,
P056p Stokrooie),
kletsje (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade, ...
Q208p Vijlen),
kletsjə (Q033p Oirsbeek),
kletsə (Q095p Maastricht),
klĕtse (L327p Beegden, ...
Q105p Heer),
klètsjə (Q113p Heerlen),
klètsə (L164p Gennep, ...
L416p Opglabbeek),
klétse (L271p Venlo),
klétsə (L329p Roermond, ...
L271p Venlo),
Van Dale: kletsen, Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.
kletsje (Q203p Gulpen),
kletten:
(WNT: kletten, een (thans verouderd) klanknabootsend woord)
klètn (L382p Montfort),
kouten:
onzin vertellen
kouten (Q162p Tongeren),
kwasselen:
kwassele (Q222p Vaals),
kwebbelen:
Van Dale: kwebbelen, veel en rad praten, ratelen; (gew.) ruzie hebben.
kwebbele (Q203p Gulpen, ...
Q196p Mheer),
kwebbelen (L292p Heythuysen, ...
L265p Meijel,
L314p Overpelt),
kwébbələ (L271p Venlo),
kwekken:
meer platte taal
kwekke (L289p Weert),
lamenteren (<fr.):
Van Dale: lamenteren (<Fr.), weeklagen, jammeren, kermen.
lementeiren (K314p Kwaadmechelen),
lameren:
Van Dale: lameren, (gew.) kletsen, de tijd verbabbelen.
lameere (P171p Landen, ...
P210p Raatshoven (Racour)),
lameeren (P169p Attenhoven, ...
P116p Gorsem,
P057p Kuringen,
K278p Lommel),
lameire (P176p Sint-Truiden),
lameiren (K353p Tessenderlo),
lameren (P118p Kozen),
lamēre (P171p Landen),
lamērə (P176p Sint-Truiden, ...
K358b Tervant),
lameͅirə (Q156p Borgloon),
lamjeere (Q240p Lauw),
lammeeren (K353p Tessenderlo),
ləmeͅirə (Q156p Borgloon),
leuteren:
Van Dale: leuteren, 5. kletsen, zeuren, zaniken.
löttere (Q019p Beek),
lûutərə (Q113p Heerlen),
lullen:
lulle (L323p Buggenum),
meer platte taal
lulle (L289p Weert),
Van Dale: I. lullen, I. 1. binnensmonds zingen, neuriën; -2. (gew.) zachtjes praten; -3. (gew. en gemeenz.) kletsen, praten; - (in eng. zin) kletspraat verkopen, niet ter zake doende dingen zeggen.
lulle (L210p Venray),
lullen (L314p Overpelt),
muilen:
Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.
m"ulə (L360p Bree),
moele (Q203p Gulpen, ...
Q008p Vucht),
moelen (L360p Bree, ...
Q121p Kerkrade,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
moelle (Q007p Eisden, ...
Q117a Waubach),
moelə (Q007p Eisden, ...
L288b Laar),
moeuilen (L360p Bree),
moĕlen (L368p Neeroeteren),
moulen (Q084p Waltwilder),
moulə (L423p Stokkem),
mulə (L422p Lanklaar),
mulən (Q121p Kerkrade, ...
Q006p Leut),
mylə (L416p Opglabbeek),
ouwehoeren:
Van Dale: ouwehoeren, (inform. spreekt.), 1. vervelend kletsen, zemelen, zaniken; -2. langdurig, wat vertrouwelijk, intiem met elkaar praten.
aojhoere (L267p Maasbree),
ouw hōōrə (Q117p Nieuwenhagen),
ouwhoerə (L329p Roermond),
òwhoorə (Q113p Heerlen),
parleien (<fr.):
parleien (L360p Bree, ...
Q008p Vucht),
parleiën (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
perleie (L362p Opitter),
#NAME?
perleite (Q035p Brunssum),
`beweeren`
parleien (L364p Meeuwen),
`die nogal veel spreekt, en altijd gelijk weet te halen`
perlijen (L368p Neeroeteren),
`keuvelen`
perlejjen (L317p Bocholt),
parlementeren:
`praten maar op een manier die opvalt vb. door luidruchtig met hoogdravende termen of in `t Fransch te spreken uit grootdoenerij`
parləmante(j)rə (P120p Alken),
parleren:
parleeren (Q072p Beverst),
`geweldig druk met iemand spreken`
perleeren (L422p Lanklaar),
`rap en keurig zijn in de taal`
parleeëren (K278p Lommel),
parlesanten (<sp.):
parlesanten (L364p Meeuwen),
pèrləsāntən (Q071p Diepenbeek),
`babbelen en nog babbelen, vooral als zijn vriend verder wil of staat te wachten`
parlesanten (L312p Neerpelt),
`babbelen, wordt heel zelden gebruikt`
parləsantən (L416p Opglabbeek),
`babbelen`
parləsantə (P176p Sint-Truiden),
`bazelen, babbelen`
parləsantən (Q086p Eigenbilzen),
`goed kunnen praten`
parlesanten (L368p Neeroeteren),
`praten met veel woorden`
parlesanten (L286p Hamont),
`ronddrentelen zonder iets te doen als men weg moet`
parlesanten (K359p Koersel),
`spreken met hevige gebaren`
parləzantə (P050p Herk-de-Stad),
`spreken`
parlesanten (L312p Neerpelt),
`weinig bekend`
parlesanten (L372p Maaseik),
perpoesten:
`redekavelen`
pərpystə (Q003p Genk),
ploederen:
vgl. Van Dale (DN): plaudern, 1. babbelen, een praatje maken; -2. gezellig praten, onderhouden vertellen; -3. een geheim niet kunnen bewaren.
ploederen (Q030p Schinveld),
ploedərə (Q117p Nieuwenhagen),
quatschen (du.):
drukt minachting uit
kwatsjə (Q121b Spekholzerheide),
vgl. WBD III, 3.1: kwatsen: Tilburg (K 183).
kwàtsjə (Q117p Nieuwenhagen),
raisonneren (<fr.):
rezeneiren (K314p Kwaadmechelen),
rezeneëren (K314p Kwaadmechelen),
Van Dale: raisonneren (<Fr.), (gew.) 1. redeneren; verstandelijk betogen; -2. praten, zich onderhouden.
r`zəniərə (P197p Heers),
rezeneeren (K315p Oostham),
risonneeren (K318p Beverlo),
rizeneejere (K353p Tessenderlo),
rammelen:
rammelen (P057p Kuringen),
ratelen:
Van Dale: ratelen, 7. snel en druk praten, druk babbelen, snateren.
raotelen (P171p Landen, ...
P171p Landen),
rauwelen:
WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.
raauwele (Q110p Heek),
razelen:
raselen (P056p Stokrooie),
rekenen:
[??]
rekenen (Q071p Diepenbeek),
rommelen:
rommelen (P057p Kuringen),
saaielen:
[of zuielen (saaielen), vgl. zeuteren (zudderen?), rk]
saaielt (L420p Rotem),
saajele (L423p Stokkem),
saielen (L421p Dilsen),
sajelen (L422p Lanklaar, ...
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
L368p Neeroeteren),
sājələ (L372p Maaseik, ...
L423p Stokkem),
sājələn (Q006p Leut),
sōͅjələ (Q005p Zutendaal),
sausen:
Van Dale: sauzen, zie sausen.
sāsə (Q162p Tongeren),
sâze (Q077p Hoeselt),
schele wauwel (zn.):
sjeelə wāwwəl (Q095p Maastricht),
schroeten:
sjroetse (Q118p Schaesberg),
schudderen:
vgl. Tongeren Wb. (pag. 549): sjêddër, 1. rammelaar, klapperend speeltuig voor zuigelingen; -2. (fig.) druk babbelend persoon.
šedərə (Q162p Tongeren),
semmelen:
Van Dale: semmelen, (gew.) 1. treuzelen, dralen, talmen; -2. wauwelen, zeuren; -3. brommen, mopperen.
semmelen (L317p Bocholt, ...
P051p Lummen,
K361p Zolder),
smoelen:
smoele (L249p Grubbenvorst),
snateren:
Van Dale: snateren, 1. (van vogels) een druk, doordringend geluid maken, m.n. voor het natuurlijk geluid van eenden en ganzen; -"praten"; -2. (van personen) druk of te onpas praten, babbelen, kletsen, kwebbelen; (soms) kwaadspreken.
sjnaatərə (L299p Reuver),
snatere (Q202p Eys, ...
L265p Meijel),
snateren (L292p Heythuysen),
snebberen:
Van Dale: snebberen, ben. van het geluid dat eenden maken bij het slobberen van kroos.
snebbere (Q086p Eigenbilzen),
stuiten:
Van Dale: III. stuiten, (gew.) pochen, bluffen, snoeven, opsnijden.
sjtuute(n) (Q030p Schinveld),
tateren:
Van Dale: I. tateren, 1. (van kleine kinderen) levendig klanken voortbrengen; -2. (gew.) onaangenaam hard en veel praten; kwebbelen, snappen -3. (gew., in niet-ongunstige zin) praten, babbelen, keuvelen; -4. (gew.) snateren, kwetteren.
tateren (K358p Beringen),
tjaateren (P184p Groot-Gelmen),
tjaoteren (P219p Jeuk),
tjouwtere (P219p Jeuk),
tsjaətərə (P120p Alken),
tšōͅtərə (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
Van Dale: tateren, 1. (van kleine kinderen) levendig klanken voortbrengen; -2. (gew.) onaangenaam hard en veel praten; kwebbelen, snappen; -3. (gew., in niet-ongunstige zin) praten, babbelen, keuvelen; -4. (gew.) snateren, kwetteren.
tjaawtere (P219p Jeuk),
tetteren:
Van Dale: tetteren, (inform.), 2. luid en druk praten, schetteren.
tètərə (P047p Loksbergen),
teuten:
Van Dale: I. teuten, 3. onbeduidende, vervelende of lijzige praat uitslaan, babbelen, kletsen, zeuren.
teute (L383p Melick, ...
L245b Tienray),
tutte (L289p Weert),
waffelen:
Van Dale: waffelen, (inform.) druk en luid praten.
waffele (P188p Hoepertingen),
wauwelen:
he wauwelt mer get (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
hè wauwelt (Q003p Genk),
wauwele (L325p Horn),
wauwele(n) (Q030p Schinveld),
meer platte taal
wauwele (L289p Weert),
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
wawele (L327p Beegden),
Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.
vauwələ (L271p Venlo),
waauwele (Q110p Heek, ...
Q098p Schimmert),
waouewelen (L368p Neeroeteren),
wauwele (Q102p Amby, ...
Q019p Beek,
L360p Bree,
Q193a Eckelrade,
L320a Ell,
Q021p Geleen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
L322p Haelen,
Q096b Itteren,
Q121p Kerkrade,
Q095p Maastricht,
Q034p Merkelbeek,
L294p Neer,
L433p Nieuwstadt,
L216p Oirlo,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
Q098p Schimmert,
Q020p Sittard,
L378p Stevensweert,
L245b Tienray,
L318b Tungelroy,
L271p Venlo,
Q117a Waubach,
Q201p Wijlre),
wauwelen (L428p Born, ...
L164p Gennep,
Q203p Gulpen,
L320c Haler,
P050p Herk-de-Stad,
L292p Heythuysen,
L364p Meeuwen,
L382p Montfort,
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren,
L358p Reppel,
Q032p Schinnen,
L423p Stokkem),
wauwelə (Q027p Doenrade, ...
L429p Guttecoven),
wauwen (L372p Maaseik),
wauwuln (Q035p Brunssum),
wauwələ (Q038p Amstenrade, ...
L300p Beesel,
L328p Heel,
L329a Kapel-in-t-Zand,
L320b Kelpen,
Q033p Oirsbeek,
L329p Roermond,
Q032p Schinnen),
wawele (Q021p Geleen, ...
Q088p Lanaken,
Q088p Lanaken,
Q099p Meerssen),
wawelen (L317p Bocholt, ...
L286p Hamont,
Q199p Moelingen,
L368p Neeroeteren,
Q010p Opgrimbie),
wawwele (Q095a Caberg, ...
L330p Herten (bij Roermond),
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L387p Posterholt,
L374p Thorn,
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
wawwelle (Q018p Geulle),
wawwĕlĕ (L381p Echt/Gebroek),
wawwələ (Q095p Maastricht, ...
L382p Montfort),
wawwələn (Q014p Urmond),
wawələ (Q006p Leut, ...
L265p Meijel),
wouwele (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden,
L318b Tungelroy),
wouwələ (Q113p Heerlen, ...
Q108p Wijnandsrade),
wowwele (Q196p Mheer, ...
L210p Venray),
woͅ.u̯ələ (Q202p Eys),
wàwele (L417p As),
wàwwələ (Q095p Maastricht),
wâuwele (L331p Swalmen),
wâûwele (Q098p Schimmert),
wazelen:
WNT: wazelen, In Limb. dial. Vgl. bazelen en wauwelen. Onzin vertellen, kletsen zonder inhoud, bazelen, wauwelen, leuteren.
waazele (L266p Sevenum),
wazele (L267p Maasbree, ...
L322a Nunhem,
L266p Sevenum),
wazələn (Q014p Urmond),
wāzele (L246p Horst),
zagen:
hè zaagt (K359p Koersel),
Van Dale: zagen, II.3. (oneig.) voortdurend zaniken (over iets).
zagen (Q090p Mopertingen),
zaogen (Q170p Grote-Spouwen, ...
K353p Tessenderlo),
zeͅgə (Q010p Opgrimbie),
zoage (Q072p Beverst),
zoͅgən (Q003p Genk),
zaniken:
Van Dale: zaniken, gedurig herhalend, aanhoudend en op een vervelende wijze over iets spreken, iets vragen.
zanike (L320a Ell),
zauwelen:
h(tm) sawəlt (L416p Opglabbeek),
ə sauwəlt (L423p Stokkem),
WNT: zauwelen, zavelen, zawwelen. 4. (Limb., de Meierij) Beuzelachtige, onbeduidende praat houden; bazelen, kletsen, wauwelen, zaniken, zeuren.
saawelen (Q088p Lanaken),
sauelen (L362p Opitter),
sauwelen (L317p Bocholt, ...
L286p Hamont,
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
sauwələ (L416p Opglabbeek),
sauwələn (L420p Rotem),
sawwelen (L368p Neeroeteren),
zauwele (L433p Nieuwstadt),
zawele (Q193p Gronsveld),
zawwele (Q095p Maastricht, ...
Q112p Voerendaal),
zouwələ (Q113p Heerlen),
zeiken:
Van Dale: zeiken, 4. (volkst.) zeuren, zaniken.
zeike (L210p Venray),
zeuteren:
WNT: zudderen - sudderen, sutteren. [...] Het woord is verwant met seuteren, zeuren (III) en zuielen (I). 3. (Ned.-Limb.) Zeuren. // Zuuëtere ... OnbeNULLig en langdurig praten, Dorren [1918]).
zuëtere (Q112p Voerendaal),
zeveren:
e ziejevert (P211p Waasmont),
ei es an ət ziəvərən (L312p Neerpelt),
h(tm) z(tm)ivərt (L360p Bree),
he is ont zieveren (P176p Sint-Truiden),
he zeivert (Q162p Tongeren),
he zieëvert (K359p Koersel),
he zèvert (L421p Dilsen),
he`s an`t seivere (Q003p Genk),
hei es wir ānt zivərən (K361p Zolder),
hē zevert (Q086p Eigenbilzen),
hi zeivert (Q156p Borgloon),
hi zievert (Q002p Hasselt),
hie zeivert (Q073p Wimmertingen),
hiej zeevert (P121p Ulbeek),
hiej zievert (Q002p Hasselt),
hij is weer aan `t zeveren (L312p Neerpelt),
hij zeeëvert (K278p Lommel),
hij zievert (K314p Kwaadmechelen),
hij zieëvert (L312p Neerpelt, ...
K353p Tessenderlo),
hij`s aon`t zieëvere (K317a Kerkhoven),
hije zievert (P050p Herk-de-Stad),
hijə zivərt (Q001p Zonhoven),
hiə is ant zevərə (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
hè is aan `t zeivere (L362p Opitter),
hè zeivert (L417p As, ...
L360p Bree),
hè zievert (L415p Opoeteren, ...
L358p Reppel),
hè zèvert (Q089p Martenslinde),
hé is ont zieveren (P176p Sint-Truiden),
hé zevert (Q077p Hoeselt),
hé zievert (P057p Kuringen),
zeeveren (Q003p Genk),
zevərən (L314p Overpelt),
zievert (Q003p Genk),
zijveren (Q008p Vucht),
zévere (P188p Hoepertingen),
ə zeivərt (L423p Stokkem),
ə ziəvərt (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.
zeevere (P121p Ulbeek),
zeeveren (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
zeevərə (Q207p Epen, ...
Q113p Heerlen),
zeiever (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
zeivere (L269p Blerick, ...
Q015p Stein,
Q112p Voerendaal,
L289p Weert),
zeiveren (L364p Meeuwen, ...
L415p Opoeteren),
zeivərrə (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
zeivərə (L329a Kapel-in-t-Zand, ...
L416p Opglabbeek),
zevere (Q083p Bilzen),
zeveren (Q071p Diepenbeek, ...
Q086p Eigenbilzen,
K317p Leopoldsburg,
L364p Meeuwen),
zewere (Q083p Bilzen),
zeïvere (Q005p Zutendaal),
ziejveren (L286p Hamont),
zievere (Q002p Hasselt, ...
P050p Herk-de-Stad,
P058p Stevoort),
zieveren (K318p Beverlo, ...
P184p Groot-Gelmen,
L286p Hamont,
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
L413p Helchteren,
K360p Heusden,
P051p Lummen,
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt,
L314p Overpelt,
Q001p Zonhoven),
zieëveren (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
ziējəvərə (P047p Loksbergen),
zijverre (L386p Vlodrop),
ziveren (K361p Zolder),
zivveren (L353p Eksel),
zivərə (L312p Neerpelt, ...
Q001p Zonhoven),
zivərən (L314p Overpelt),
zIəvərən (L314p Overpelt),
zīvərən (K314p Kwaadmechelen),
zwevere (Q084p Waltwilder),
zèivere (Q193p Gronsveld),
zèjvere (L417p As),
zèèvərə (Q095p Maastricht),
zéévere (Q171p Vlijtingen),
zwebbelen:
vgl. WNT: zwabbelen, 10. onverstaanbaar spreken, wouwelen, mummelen; -11. babbelen, leuteren, kletsen, zwetsen.
sjwébbele (Q112p Voerendaal),
zwegelen:
WNT: zwegelen (I), 2. onzin uitslaan, kletspraat verkoopen, grootspreken, opscheppen...
zjwaegele (L330p Herten (bij Roermond)),
WNT: zwegelen (I), 2. Onzin uitslaan, kletspraat verkoopen; grootspreken, opscheppen. a) Zwammen, zaniken, kletsen; b) Bluffen, snoeven, opscheppen; c) Schertsende, plagende opmerkingen maken.
sjwaegele (L322a Nunhem),
sjwéégələ (L300p Beesel, ...
L329p Roermond),
zjwaegele (L330p Herten (bij Roermond)),
zweegele (Q095a Caberg),
zwetsen:
hè zwètst (L364p Meeuwen),
meer platte taal
zwetse (L289p Weert),
Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.
sjwetse (Q034p Merkelbeek, ...
L387p Posterholt,
L432p Susteren),
sjwetsə (L300p Beesel, ...
Q108p Wijnandsrade),
zjwetse (L322p Haelen, ...
L330p Herten (bij Roermond),
L330p Herten (bij Roermond),
L322a Nunhem),
zjwètsə (L299p Reuver, ...
L432p Susteren),
zjwétse (Q112p Voerendaal),
zwetsche (Q098p Schimmert),
zwetse (Q077p Hoeselt, ...
L246p Horst,
L267p Maasbree,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q099p Meerssen,
L265p Meijel,
L294p Neer,
L216p Oirlo,
L266p Sevenum,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
L289p Weert,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
zwetsen (L317p Bocholt, ...
Q203p Gulpen,
L286p Hamont,
K360p Heusden,
P219p Jeuk,
L298a Kesseleik,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
L385p Sint-Odiliënberg,
Q015p Stein),
zwetst (L420p Rotem),
zwjetse (Q018p Geulle),
zwètsə (Q095p Maastricht),
zwétsə (L271p Venlo),
Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.
zwètsə (L382p Montfort)
|
babbelen [ZND A1 (1940sq)] || Babbelen. || de tijd al babbelend doorbrengen, babbelen || debatteren, gezellig op zijn gemak praten || druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] || Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || kazelen als kinderen die nog gene letters uitspreken || klenjeren, trakken en truggelen, kazelen en hangen blijven || kletsen [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Langdurig te samen staan praten. || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || parlesanten; geef de dialectvorm van dit woord op indien het bestaat; wat betekent het ? [ZND 40 (1942)] || praten [DC 02 (1932)], [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m] || praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || praten, kletsen [ZND m] || praten, kouten [ZND B1 (1940sq)] || snateren [SGV (1914)] || veel en lang kletsen || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] || zwetsen [SGV (1914)]
III-3-1
|