e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
zauwelen aanhoudend vragen:   zoͅ.u̯ələ (Eys), aarzelen: cf. WNt XXVII, kol. 999 s.v. "zauwelen - zavelen, zawwelen  zawwələ (Maastricht), drenzen:   zawwələ (Maastricht), zouwele (Kessel), fluisteren:   sjaawĕlĕ (Vroenhoven), kieskauwen:   saauwələ (Echt/Gebroek), sawwele (Echt/Gebroek), zauwələ (Venlo), zuielen (Kesseleik), zuijele (Sittard), zòwələ (Schimmert), kletsen:   h(tm) sawəlt (Opglabbeek), ə sauwəlt (Stokkem), WNT: zauwelen, zavelen, zawwelen. 4. (Limb., de Meierij) Beuzelachtige, onbeduidende praat houden; bazelen, kletsen, wauwelen, zaniken, zeuren.  saawelen (Lanaken), sauelen (Opitter), sauwelen (Bocholt, ... ), sauwələ (Opglabbeek), sauwələn (Rotem), sawwelen (Neeroeteren), zauwele (Nieuwstadt), zawele (Gronsveld), zawwele (Maastricht, ... ), zouwələ (Heerlen), lurken:   zauwele (Nieuwenhagen), raaskallen:   zawwele (Maastricht, ... ), zouwele (Simpelveld), sabbelen:   sauwele (Rimburg, ... ), sawele (Meerssen, ... ), zauwele (Guttecoven, ... ), zawele (Neerbeek), zawwele (Boukoul, ... ), zāwwele (Maastricht), figuurlijk betekent het: langdradig spreken  zauwele (Heerlerheide), Vgl. subst. sabbelair.  sauwele (Berg-aan-de-Maas), slenteren:   zaowele (Sint-Pieter), sluimeren: WNT: zauwelen.  zōͅuwələ (Tessenderlo), stoven:   zuijele (Valkenburg), traag praten:   sàwele (As), zauwelen (Nieuwstadt), zawwele (Maastricht, ... ), zawwələ (Maastricht, ... ), zàw.wələ (Maastricht), treuzelen:   zaauwele (Lutterade), èr zit tao te zawele (Lanaken), veel drinken:   zaw’wele (Tegelen), zuijelen (Nieuwstadt), zöjele (Buchten), verbeuzelen: ps. boven de à staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  zàwwələ (Maastricht), WNT: zauwelen, zavelen, zawwelen. 4. (Limb., de Meierij) Beuzelachtige, onbeduidende praat houden; bazelen, kletsen, wauwelen, zaniken, zeuren.  zauwele (Ell), verpieteren: De kaffee is verzauelt: de koffie is verprutterd  zauele (Sittard), zaniken, zeuren:   sauwele (Horn, ... ), zauwele (Beegden, ... ), zawwele (Voerendaal), zouwele (Eys, ... ), zàw.wələ (Maastricht), zeveren: WNT, bet. 4) : beuzelachtige, onbeduidende praat houden; bazelen, kletsen, wauwelen, zaniken, zeuren.  zawwele (Ulestraten) III-1-1, III-1-2, III-1-4, III-2-3, III-3-1