21433 |
verbeuzelen |
<omschr.> altijd op de straat staan:
ze steet altied op de stroat (Q171p Vlijtingen),
baren binden:
baarrəbénjə (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
baarə bénjə (Q027p Doenrade),
baarə bəniə (Q032b Sweikhuizen),
baore beende (Q193p Gronsveld),
bare binge (Q203p Gulpen),
bààrəbénjə (L432p Susteren),
Lett.: repareren van baren. Eindeloos lang kletsen om de tijd te doden. Indien een baar [= barile, diepe aarden schotel inhoudende 3 tot 5 liter. Zij werd veel gebruikt voor het afromen van melk] gebarsten of in stukken gebroken was, gingen de vrouwen ermee naar de baarebènjer om ze te laten repareren. [...] Tijdens het wachten op de reparatie, kortten de vrouwen hun tijd met kletsen en nieuwtjes vertellen.
baarebènje (Q020p Sittard),
baren?:
baare (L321a Ittervoort),
bazelen:
Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.
baazələ (Q032p Schinnen),
bazele (L374p Thorn),
bazelen (Q096p Bunde),
beuëzele (Q196p Mheer),
boazele (Q077p Hoeselt),
bààzelə (L429p Guttecoven),
beuzelaar (zn.):
beuzelaer (Q039p Hoensbroek),
beuzelair (L382p Montfort),
blatsen:
blatsje (Q015p Stein),
brazelen:
brazele (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
brazelen (L428p Born),
collationeren (<fr.):
Weijnen 2003 (pag. 180): klasjenere, kletsen (nbrab.) << fra. collationner, afl. van M.E. Latijn ontleend collatio avondmaaltijd. Men hield namelijk in de kloosters tijdens die maaltijd een uiteenzetting.
klassjəneerə (L300p Beesel),
klenderen:
klénjərə (L328p Heel),
kletskousen:
kletskouse (L271p Venlo),
lamenteren (<fr.):
Van Dale: lamenteren (<Fr.), weeklagen, jammeren, kermen.
lamentere (Q121p Kerkrade, ...
Q095p Maastricht,
L271p Venlo),
lamməteerə (Q095p Maastricht),
lameren:
Van Dale: lameren, (gew.) kletsen, de tijd verbabbelen.
lameren (L360p Bree, ...
P219p Jeuk,
K317p Leopoldsburg,
Q015p Stein),
lâmere (Q098p Schimmert),
muilen:
Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.
moele (L433p Nieuwstadt),
moele zich get op enne hoŏp (Q203p Gulpen),
ummer aan ⁄t môêle (Q098p Schimmert),
ouwehoeren:
Van Dale: ouwehoeren, (inform. spreekt.), 1. vervelend kletsen, zemelen, zaniken; -2. langdurig, wat vertrouwelijk, intiem met elkaar praten.
awhooren (Q095p Maastricht),
verbazelen:
verbaazele (L266p Sevenum),
verbazele (L266p Sevenum),
verbeuzele (L330p Herten (bij Roermond)),
verbeuzĕlĕ (L381p Echt/Gebroek),
verbeuzələ (L382p Montfort),
verbrassen:
titj vərbrassə (L265p Meijel),
verbreuzelen:
verbreuzele (Q102p Amby, ...
Q096b Itteren,
Q222p Vaals),
verbreuzelle (L386p Vlodrop),
verbrözele (Q021p Geleen),
vərbreuzələ (Q113p Heerlen),
verdoen:
d⁄n tied verdōēen (L210p Venray),
fərdōōn (L299p Reuver),
verdôên (L353p Eksel),
zienen tied verdoeë (Q034p Merkelbeek),
z⁄nen tied verdoen met kletse (Q095a Caberg),
verkallen:
verkàlle (L417p As),
vurkalln (Q035p Brunssum),
verklenderen:
verklendere (Q095p Maastricht),
verklèndere (Q112p Voerendaal),
verklendere < verklennere < verklenere < verkleinere ? [Endepols 1955]
verklendere (Q095p Maastricht),
verkletsen:
verkletse (L216p Oirlo, ...
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
verkletsen (L298a Kesseleik),
verkletsje (Q112p Voerendaal),
vərklētsə (Q095p Maastricht),
verklommelen:
tied verkloemele (Q118p Schaesberg),
verklommele (Q112p Voerendaal),
verknoeien:
verknooje (L387p Posterholt),
verlullen:
verlulle (L267p Maasbree),
verlummelen:
verlummele (L329p Roermond),
vermuilen:
dər ti.t˃ vərm‧ulə (Q202p Eys),
d⁄r tied vermoele (Q203p Gulpen),
vermoelle (Q117a Waubach),
vermōēle (Q112b Ubachsberg),
vermówle (L417p As),
verpraten:
tied verpraote (L210p Venray),
verpraote (L245b Tienray),
verpraten (L364p Meeuwen),
ziene tied verproate (L217p Meerlo),
verprazelen:
Van Dale: prazelen, (gew.) 1. bazelen, babbelen.
tiet vərprazələn (Q014p Urmond),
verprazele (L331p Swalmen),
verprutsen:
verpreutsə (L382p Montfort),
verprötsə (Q108p Wijnandsrade),
verwauwelen:
verwauwelen (L292p Heythuysen),
verwawele (Q021p Geleen),
verwazelen:
verwazelen (L298a Kesseleik),
verzaniken:
verzanike (L318b Tungelroy),
verzanikke (L289p Weert),
verzauwelen:
verzouwele (L318b Tungelroy),
verzeveren:
verzèjvere (L417p As),
waswijven:
wasweive (L322a Nunhem),
wauwelen:
Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.
wauwele (L332p Maasniel, ...
L329p Roermond),
wauwelə (Q033p Oirsbeek),
wauwələ (L329a Kapel-in-t-Zand, ...
Q032p Schinnen),
wazelen:
WNT: wazelen, In Limb. dial. Vgl. bazelen en wauwelen. Onzin vertellen, kletsen zonder inhoud, bazelen, wauwelen, leuteren.
wààzələ (L320b Kelpen),
zaniken:
Van Dale: zaniken, gedurig herhalend, aanhoudend en op een vervelende wijze over iets spreken, iets vragen.
zaneke (Q095p Maastricht),
zanniken (L265p Meijel),
zauwelaar (zn.):
zawweleer (Q095p Maastricht),
zauwelen:
ps. boven de à staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
zàwwələ (Q095p Maastricht),
WNT: zauwelen, zavelen, zawwelen. 4. (Limb., de Meierij) Beuzelachtige, onbeduidende praat houden; bazelen, kletsen, wauwelen, zaniken, zeuren.
zauwele (L320a Ell),
zebelen:
zeibələ (L164p Gennep),
zeveren:
Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.
zeivere (L269p Blerick, ...
L432p Susteren,
L374p Thorn),
zieveren (Q001p Zonhoven),
zwetsen:
Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.
zwetse (L271p Venlo),
zwétsə (L271p Venlo)
|
eindeloos lang kletsen om de tijd te doden || verspillen || zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|