id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
25141 | gusselen | gieten, hard regenen: gössele (Geleen), heimelijk koffiedrinken: gussele (Gulpen), kletsen: gössele (Gronsveld), morsen: WNT: gusselen [gosselen]. Gudsen, gudsend stroomen. Van vloeistoffen... gössele (Boorsem, ... ), gösselle (Geulle), raaskallen: gössele (Gronsveld), uitgaan: gössele (Voerendaal), veel drinken: gössele (Klimmen), gössələ (Valkenburg) III-1-2, III-2-3, III-3-1, III-4-4 |