e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepe, doortrapte kerel vos: vos (Houthalen) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
lepel lepel: lepel (Houthalen), lēpəl (Houthalen) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leraar leraar: ps. omgespeld volgens Frings!  līra͂r (Houthalen) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren naaien naaister leren: nē̜ǝtstǝr līrǝ (Houthalen) Het vak van naaister leren. [N 62, 1f] II-7
leugen leugen: da es ien leugen (Houthalen), dat ɛs ən l"jə (Houthalen), løgən (Houthalen) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een leugen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
leunstoel zetel: zieͅtəl (Houthalen), ziətəl (Houthalen, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder kramer: kramer (Houthalen), leurder: leurder (Houthalen), schooier: schooier (Houthalen) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)] III-3-1
leuren leuren: leuren (Houthalen) leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  līēvə (Houthalen) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: leiven (Houthalen), léévə (Houthalen), lîêvə (Houthalen) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2