e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neus neus: naäs (Houthalen), nāas (Houthalen), nāəs (Houthalen), snuitje: snø̄tǝkǝ (Houthalen) een neus [ZND B1 (1940sq)] || Een neusvormige uitstulping aan een afvoerbuis om deze op haken of beugels te doen rusten. Zie ook afb. 273. [N 64, 122b] || Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)] II-11, III-1-1
neus (spotnamen) gevel: lange geivel (Houthalen), tomaat: təmat (Houthalen) neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neuskotten: nāsk"tər (Houthalen) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusriem snuitband: snǭ.t˱ba.nt (Houthalen) Leren riempje van de halster dat over de neus van het paard loopt. [JG 1a] I-10
neusvleugel neusvleugel: nāsvl"gəl (Houthalen), neusvleugel (Houthalen) neusvleugel [N 10b (1961)] || Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)] III-1-1
nicht nicht: nécht (Houthalen) nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] III-2-2
nier nier: niər (Houthalen), nīr (Houthalen) een nier [ZND A2 (1940sq)] || nier [N 10 (1961)] III-1-1
niet drachtig muntig: møntex (Houthalen) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet gedijen geen aard (hebben): giënen oard (Houthalen) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3
niet of niet goed voren het mest zet hem vast: hǝt mø̜st ˲zęt ǝm vast (Houthalen), niet gronden: ni grǫnǝ (Houthalen) Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.] I-1