17973 |
onwel |
misselijk:
misselijk (L414p Houthalen),
niet goed:
nie goed (L414p Houthalen),
niet juist:
nie just (L414p Houthalen),
niet lekker:
nielekker vulle (L414p Houthalen)
|
hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
oze lieve hier (L414p Houthalen)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
oze lievee vrōō (L414p Houthalen)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
ooze vader (L414p Houthalen)
|
Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23720 |
onzevaderkralen |
kleine korentjes:
kleen keurkes (L414p Houthalen)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20557 |
ooft |
bakkemuizen:
bakəmuoͅəs (L414p Houthalen),
kets:
kɛts (L414p Houthalen)
|
appelen in schijven of in stukken en gedroogd [ZND B2 (1940sq)] || peren, soms appelen in de oven gedroogd [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
20736 |
ooftvlaai |
ketsvlaai:
kɛtsfla͂j (L414p Houthalen)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
uǝx (L414p Houthalen),
ūx (L414p Houthalen),
û.gə (L414p Houthalen)
|
ogen [RND] || oog [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.4. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
33935 |
oogkleppen |
ooglappen:
ū.xlap (L414p Houthalen),
ū.xlɛp (L414p Houthalen)
|
Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.]
I-10
|
17595 |
ooglid |
oogscheel:
uchschiēͅl (L414p Houthalen)
|
een ooglid, de oogleden (deksel van het oog) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|