25654 |
bezorgen |
ronddragen:
rontrāgǝ (L414p Houthalen)
|
Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr]
II-1
|
28842 |
biaisband |
biais:
bi-jē (L414p Houthalen)
|
Band van schuingeknipte stof met omgestreken kanten. Men gebruikt deze voor de afwerking van gebogen naden en zomen. [N 62, 59a; N 59, 41; N 59, 40a; N 62, 58c]
II-7
|
17996 |
bibberen |
beven:
biêven (L414p Houthalen),
bibberen:
bebərə (L414p Houthalen),
bibberen (L414p Houthalen)
|
beven (bibberen) [ZND B2 (1940sq)] || beven, bibberen [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
bejə(n) (L414p Houthalen),
bieeje (L414p Houthalen),
ge mot biêe (L414p Houthalen)
|
Bidden (in de kerk). [ZND B1 (1940sq)] || Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
20450 |
bidprentje |
doodsbeeldje:
doedsbùlleke (L414p Houthalen)
|
een bidprentje, doodsprentje, gedachtenisprentje, tijdens de uitvaartdient uitgereikt, "beeldje"[doeëdetsiddel] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23370 |
bidstoel |
trouwbank:
trouwbank (L414p Houthalen)
|
Een bidstoel met knie- en armsteun, waarop men alleen maar geknield kan zitten [prie-Dieu?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23665 |
bidstond |
uurbedens:
oerbiejes (L414p Houthalen)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23980 |
biecht |
biecht:
bicht (L414p Houthalen)
|
De biecht [biech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23982 |
biecht horen |
biechten:
bichte (L414p Houthalen)
|
Biecht horen door de priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23201 |
biechten (gaan) |
te biechte gaan:
te bichte goan (L414p Houthalen),
zich biechten (gaan):
vië goan aas bichten (L414p Houthalen)
|
Biechten, te biecht gaan, biecht spreken [zich biechte]. [N 96D (1989)] || We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|