e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reeks, rij resem: rēsəm (Houthalen), rij: rij (Houthalen), serie: serie (Houthalen) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
reepje overschietend gras bet kammen maaien: bę kęm mɛ̄ǝn (Houthalen) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3
reformladder schuifleer: sxø̜jflīr (Houthalen) Ladder uit twee delen die gebruikt kan worden als schuifladder en als dubbele ladder. [N 67, 63c] II-9
refrein refrein: refreiën (Houthalen) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regenen (alg.) regenen: riəgənən (Houthalen) regenen [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
regenjas regenjas: regenjas (Houthalen) een regenmantel [N 59 (1973)] III-1-3
regenpijp afvoerbuis: āf˲vūrbø̜js (Houthalen), buis: bø̜js (Houthalen), goot: gōt (Houthalen), regenbuis: ręjgǝnbø̜js (Houthalen) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenworm piering: pireŋ (Houthalen), pireͅŋ (Houthalen) pier, aardworm [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
reiken naar reiken naar: rēkən (Houthalen) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
reinigen (van de hokken) schoonmaken: schoenmāāke (Houthalen) Hoe zegt men: het reinigen van de hokken? [N 93 (1983)] III-3-2