e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roestvlek roesterplek: roͅstərplak (Houthalen) roestvlek (in het linnen) [ZND B2 (1940sq)] III-2-1
roet roet: rut (Houthalen) Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] III-2-1
rogge koren: [koren] (Houthalen), rog(ge): rǫgǝ (Houthalen) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood paardsbrood: piərtsbrut (Houthalen), roggebrood: roͅgə brut (Houthalen), zwart brood: zwart brut (Houthalen) roggebrood [ZND 34 (1940)] III-2-3
rok: algemeen rok: roͅk (Houthalen), schors: Oud.  schors (Houthalen) Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] || rok (kledingstuk voor vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
roksplit slip: sløp (Houthalen) Split in de rok. [N 62, 41a] II-7
roksplit [wld ii.7, p.87] slip: slup (Houthalen) Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)] III-1-3
rol, cylinder rol: rǫl (Houthalen) Het rollend gedeelte van de landrol. [JG 1a; N 11A, 184a; monogr.] I-2
rollen wellen: wɛlǝ(n) (Houthalen) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rolluik volet: vǫlęt (Houthalen) Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9