24492 |
schors (alg.) |
schil:
e = û
schel (L414p Houthalen)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24721 |
schors van naaldbomen |
schil:
e = û
schel (L414p Houthalen)
|
De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25069 |
schortvol |
schoot:
sxut (L414p Houthalen)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21367 |
schot |
dakval:
dāk˲vāl (L414p Houthalen),
schot:
scheut, twie scheut (L414p Houthalen),
val:
vāl (L414p Houthalen)
|
De helling van het dak. [N 64, 139] || Een schot, twee schoten (van een wapen). [ZND 06 (1924)]
II-9, III-3-1
|
19506 |
schotel |
schotel:
sxōtəl (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
een ronde schotel [ZND 06 (1924)] || schotel [ZND m]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
kopje:
kø̄pkə (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
schoteltje [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
sxorən oͅptrekən (L414p Houthalen),
sxōr (L414p Houthalen)
|
een schouder [ZND B1 (1940sq)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22203 |
schouder (41) |
schoor:
schaar (L414p Houthalen)
|
schouder
III-3-2
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
schoorbload (L414p Houthalen)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft. schug). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18556 |
schoudermantel met capuchon |
caban (fr.):
kabaa (L414p Houthalen)
|
schoudermantel met capuchon [N 59 (1973)]
III-1-3
|