22757 |
spanne |
spanne:
span (L414p Houthalen)
|
Een spanne (wat men met de hand overspannen kan, b.v. bij het knikkerspel). [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
24618 |
spar |
kerstden:
kerstden (L414p Houthalen)
|
De spar (i.h.b. de fijnspar, zilverspar) (spar, mast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
spartelen (L414p Houthalen)
|
Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
18091 |
spatader |
spatader:
spatāār (L414p Houthalen)
|
spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
springen:
spreŋkə (L414p Houthalen)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22003 |
speciale lokroepen |
kom, kom:
kom-kom (L414p Houthalen)
|
Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30561 |
speciebord |
voegplaat:
vūxploat (L414p Houthalen)
|
Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.]
II-9
|
20770 |
speculaas |
speculatie:
spəklōͅse (L414p Houthalen)
|
speculaas [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25650 |
speculaasplank |
vorm:
vørm (L414p Houthalen)
|
De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;]
II-1
|
17782 |
speeksel |
tuf:
tuf (L414p Houthalen),
tøf (L414p Houthalen)
|
speeksel [ZND 07 (1924)], [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|