22162 |
spoel |
spoel:
spoel (L414p Houthalen)
|
Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): spoel (1) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21160 |
spoorweg |
route (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings!
rut (L414p Houthalen)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28460 |
spoorwieltje |
rolletje:
rǫlǝkǝ (L414p Houthalen)
|
Een wieltje aan een handvat dat dient om draden in een kunstraat te bevestigen. [N 63, 15]
II-6
|
34483 |
sporen van de haan |
sporen:
sporen (L414p Houthalen)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
34582 |
sporten |
sproten:
(enkelv)
sprō.t (L414p Houthalen)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
18532 |
sportvest |
blazer (eng.):
blazer (L414p Houthalen)
|
een sportvest [N 59 (1973)]
III-1-3
|
30098 |
spouw |
spouw:
spǫw (L414p Houthalen)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|
30099 |
spouwanker |
spouwhaak:
[spouw]hoak (L414p Houthalen)
|
Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.]
II-9
|
30097 |
spouwmuur |
spouwmuur:
spǫw[muur] (L414p Houthalen)
|
Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.]
II-9
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprījf (L414p Houthalen),
spruëf (L414p Houthalen)
|
spreeuw [ZND 07 (1924)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|