21421 |
stelen |
stelen:
stièlen (L414p Houthalen),
jongeren
stēlən (L414p Houthalen),
ouderen
stiələn (L414p Houthalen)
|
stelen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
30018 |
stelling |
mortelezel:
mǫrtǝlēzǝl (L414p Houthalen)
|
Doorgaans uit drie poten opgebouwde stellage waar de mortelbak tijdens het vullen op wordt geplaatst. De stelling wordt ook gebruikt bij het beladen van het steenbord. Zie ook afb. 23. Met de termen 'bok' of 'schraag' duidde men in Q 121 een houten schraag met uitstekende dwarsplanken aan. Op de planken werden op heuphoogte van de metselaar de mortel en de stenen gedeponeerd zodat deze zich niet te diep hoefde te bukken. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(mortel)-', '(spijs)-' etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 45c; monogr.; div.]
II-9
|
32686 |
stelmechanismen aan de ploeg |
regelaar:
rē.gǝlīǝr (L414p Houthalen),
veer:
vīǝr (L414p Houthalen)
|
Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.]
I-1
|
18158 |
stelpen van bloed |
stollen:
stollen (L414p Houthalen)
|
Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
ps. omgespeld volgens Frings!
stømə (L414p Houthalen)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
doppen:
ps. omgespeld volgens Frings!
doͅpə (L414p Houthalen)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
kroeg:
kroeg (L414p Houthalen),
pot:
pot (L414p Houthalen)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
stengel:
stɛŋǝl (L414p Houthalen)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20323 |
sterven |
kapotgaan:
kapotgaan (L414p Houthalen),
kǝpǫt˲guǝn (L414p Houthalen),
sterven:
sterve (L414p Houthalen),
stɛrəvə (L414p Houthalen)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kəpoͅt guən (L414p Houthalen)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|