e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlag pluim: plûm (Houthalen), vaan: va͂n (Houthalen) een vlag (die aan het huis wordt uitgestoken) [ZND B2 (1940sq)] || Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): vlag (2) [N 93 (1983)] III-3-1, III-3-2
vlakplaat taque: tak (Houthalen) Vlakke, gietijzeren plaat die wordt gebruikt om de vlakheid van een werkstuk te controleren. Het werkstuk wordt daartoe over de met olie en een kleurstof ingesmeerde vlakplaat bewogen. De hoge plekken van het werkstuk worden zo met kleurstof gemerkt en kunnen vervolgens met het schraapstaal worden verwijderd. Zie ook afb. 206. [N 33, 344; N 64, 30b; N 66, 11b] II-11
vlam vlam: vlam (Houthalen) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlechten vlechten: vlechten (Houthalen), vleͅxtən (Houthalen) vlechten [ZND A1 (1940sq)] || Vlechten. Lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 114 (2002)] III-1-1
vlechttwijgen vitsen: vetsǝ (Houthalen  [(gespleten hout)]  ) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vlees vlees: vliesch (Houthalen) vleesch [ZND 07 (1924)] III-2-3
vlees derven geen vlees eten: gie vlies iete (Houthalen) Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)] III-3-3
vlees van de aardappelen patat: pǝtat (Houthalen) Het vruchtvlees, het eetbare deel van de aardappel. Voor de fonetische documentatie van het type aardappel, zie men het lemma Aardappel. [JG 1a] I-5
vleesmade, larve van de bromvlieg made: maai (Houthalen) made [ZND 38 (1942)] III-4-2
vlegelband staartel: startǝl (Houthalen) Het riempje waarmee de kap van de knuppel aan het oog van de stok is vastgesnoerd. Het is doorgaans een smal en lang schapenleren riempje dat over de kap aan de vlegelknuppel wordt gevlochten en door het oog aan de stok wordt gehaald. Meestal is het een los riempje; soms echter is deze band het uiteinde van dezelfde veter of nestel waarmee de kap aan de knuppel wordt vastgesnoerd. Soms nog wordt melding gemaakt van het gebruik daarvoor een palingvel te nemen (het type aalsvel en in L 314, 325 en 360) of een pees (in L 318b ). Zwalber is de plaatselijke benaming voor de zwaluw; overdrachtelijk betekent het woord ook een verbindingsstuk. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [vlegel], zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, e. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.] I-4