23343 |
vormsel |
vormsel:
vûrmsel (L414p Houthalen)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29897 |
vorstpan |
vorstpan:
vǫrstpan (L414p Houthalen
[(id)]
)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
24397 |
vos |
vos:
vos (L414p Houthalen)
|
vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)]
III-4-2
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vuš (L414p Houthalen)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
18279 |
vouw |
plooi:
plooi (L414p Houthalen),
vouw:
vaa (L414p Houthalen)
|
de vouw in de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U: een plooi [N 62 (1973)]
III-1-3
|
21149 |
vrachtwagen |
camion (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings (de "i"heb ik als een gewone i geïnterpreteerd en niet als een diftong, omdat het niet superscript geschreven staat!).
kami- (L414p Houthalen)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22133 |
vreemde duif die op het hok komt |
vreemde, een ~:
vreemde (L414p Houthalen)
|
een vreemde duif die op het hok komt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kaməru.əd (L414p Houthalen)
|
vriend [RND]
III-3-1
|
20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
veͅjzvrō (L414p Houthalen)
|
vroedvrouw [ZND B1 (1940sq)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
eerste mis:
di.ərstə mis (L414p Houthalen),
ierste mus (L414p Houthalen),
iēͅəstə møs (L414p Houthalen)
|
De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|