19961 |
vrouwelijke hond, teef |
tooi:
tooi (L414p Houthalen)
|
teef, vrouw. hond [Goossens 2a (1963)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
kattenteef:
katteteef (L414p Houthalen),
moederkat:
mōōierkat (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (L414p Houthalen),
hęn (L414p Houthalen)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
#NAME?
vrauliekant (L414p Houthalen)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20467 |
vrouwziek |
wijvergek:
wijvergek (L414p Houthalen)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24515 |
vrucht zetten |
spenen:
spenen (L414p Houthalen)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21584 |
vruchtgebruik |
tocht:
tocht (L414p Houthalen)
|
hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
17658 |
vuist |
vuist:
vouwəst (L414p Houthalen)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22342 |
vuistslag op de rug |
domp:
domp (L414p Houthalen)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
30004 |
vuurvaste mortel |
vuurvaste cement:
vȳrvastǝ sǝmęnt (L414p Houthalen)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|