21178 |
boot(je) |
boot(je):
bateke (L414p Houthalen),
boet (L414p Houthalen),
ə bōtəkə (L414p Houthalen),
ps. omgespeld volgens Frings!
bōt (L414p Houthalen)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)], [ZND B1 (1940sq)] || een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telloor:
tly(3)̄r (L414p Houthalen),
təly(3)̄r (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || bord (bij het eten) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18785 |
borduren |
borduren:
boͅrdy(3)̄rə (L414p Houthalen)
|
Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
21594 |
borg blijven |
borg blijven:
būrg blijven veur iemand (L414p Houthalen)
|
Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrst (L414p Houthalen)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
17578 |
borstelig haar |
stekelig haar:
stikəlex (L414p Houthalen)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17631 |
borsten |
memmen:
memmen (L414p Houthalen),
tetten:
tetten (L414p Houthalen)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
boͅrst (L414p Houthalen),
ich hem n kaa gepakt op mijn borst (L414p Houthalen)
|
een borst [ZND A1 (1940sq)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstkleed:
bǫrstklit (L414p Houthalen)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33968 |
borsttuig |
hondsgetuig:
hǫns˲gǝtø̜i̯.x (L414p Houthalen)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|