e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bros, breekbaar sprok: sprok (Houthalen), sproͅk (Houthalen) hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)] III-4-4
brouwen brouwen: brōǝn (Houthalen) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brouwer brouwer: brǭǝr (Houthalen) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brouwerij brouwerij: brōǝręj (Houthalen) De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.] II-2
brug brug: brug (Houthalen), brøx (Houthalen) brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)] III-3-1
bruid bruid: 1a-m; 22, 29a;  broaud (Houthalen), wicht: wicht (Houthalen) bruid [ZND 01 (1922)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidegom jong: jong (Houthalen) de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: breöteke (Houthalen), broautekes (Houthalen), ə brø͂ͅtəkə (Houthalen) Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)] || Een maagdeken ( in de processie). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] III-3-3
bruidsjapon bruidskleed: broudsklied (Houthalen), trouwkleed: trouwklied (Houthalen) de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsjonker bruidsjong: broudsjong (Houthalen) de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)] III-2-2