34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drȳxstūǝn (L414p Houthalen)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
druugte (L414p Houthalen),
dry(3)̄xtən (L414p Houthalen)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
25479 |
droogzolder |
bakhuiszolder:
bakǝszolǝr (L414p Houthalen)
|
De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c]
II-1
|
20554 |
drop |
klissap:
kleͅssap (L414p Houthalen)
|
drop (kalissie) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droventros (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
rondschieten:
roͅ.ntsxī.tən (L414p Houthalen)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18509 |
drukknoop |
pitser:
petsǝr (L414p Houthalen)
|
Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW]
II-7
|
28660 |
druphoning |
druphoning:
drøphōneŋ (L414p Houthalen),
drø̜phōneŋ (L414p Houthalen)
|
Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.]
II-6
|
25133 |
druppel |
drup:
drøͅp (L414p Houthalen),
drəp (L414p Houthalen)
|
druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwad:
dǫbǝl [gezwad] (L414p Houthalen)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|