e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sijs sijsje: sies, sieske (Houthem), sieske (Houthem) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sik geitensik: geitesik (Houthem), sik: sik (Houthem, ... ) sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] III-1-1
sikkel zekel: zēkǝl (Houthem) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sjacheraar sjacheraar: sjacherèèr (Houthem) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren sjacheren: sjachere (Houthem) Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] III-3-1
sjalot sjarlot: sjerlot (Houthem) [DC 13 (1945)] I-7
slaan houwen: hou dich um dien oare (Houthem), houw dich òm dien oeware (Houthem), slaan: sjlöon (Houthem), slōn (Houthem) ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)] III-1-2
slag slag: sjlaag (Houthem) Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] III-1-2
slak slak: sjlek (Houthem) slak [DC 17 (1949)] III-4-2
slakkenhuis karakol: kerkol (Houthem) slakkenhuis [DC 17 (1949)] III-4-2