22704 |
bikkelen |
bikkelen:
beGələ (Q100p Houthem)
|
Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
duizend gulden:
1000 gölle (Q100p Houthem)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
honderd gulden:
100 gölle (Q100p Houthem)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
tientje:
tieèntsje (Q100p Houthem)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21634 |
biljet van twintig gulden |
twintig gulden:
20 gölle (Q100p Houthem)
|
20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
vijfentwintig gulden:
25 gölle (Q100p Houthem)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21635 |
biljet van vijftig gulden |
vijftig gulden:
50 gölle (Q100p Houthem)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29408 |
binder |
binder:
beŋǝr/beŋstǝr (Q100p Houthem)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (Q100p Houthem),
blader:
blār (Q100p Houthem)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|