e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovendeel van de rug pokkel: pōkkel (Houthem) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1
bovenlip bovenlip: baovelup (Houthem), bovelup (Houthem) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
braaf braaf: braaf (Houthem) braaf [DC 02 (1932)] III-1-4
braam bramen: brīǝ.mǝ(n) (Houthem) Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.] I-5
braambes bramelen: naam van de vrucht  broomel (Houthem, ... ) braambes [DC 13 (1945)] III-4-3
braambessen bramelen: brō.mǝlǝ (Houthem) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper enkele teut: inkele täöt (Houthem) braamsluiper (13 grauwbruin; graag in doornheggen; maakt doorzichtig sprietjesnest; zang begint met heel zacht muizegepiep en eindigt luider [juul-juul-juul-juul] [N 09 (1961)] III-4-1
braamstruik bramen: briem (fr. mien) (Houthem), naam van de struik  brièm (Houthem, ... ) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [DC 13 (1945)] III-4-3
braken kotsen: kotse (Houthem), overgeven: euvergaeve (Houthem), spijen: sjpieje (Houthem) overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
brandblaar brandblaar: brandbloar (Houthem), hitsblaar: hitzbloar (Houthem) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2